Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En aan de [25]metselaren, en aan de steenhouwers, en om hout en [26]gehouwen stenen te kopen, om de breuken van het huis des HEEREN te verbeteren, en voor al wat [27]uitgegeven werd voor het huis, om [dat] te beteren. 25. Het Hebreeuwse woord betekent in het algemeen degenen, die stenen muren en houten wanden en heiningen maken. Alzo onder, hfdst.22 vs.6; Jes.58:12; Ezech.22:30. Hier is het voor metselaars genomen. 26. Hebreeuws, stenen der uithouwing, of, snijding; dat is, die uit de aarde gehouwen worden, en daarna ook door houwing of snijding tot zeker gebruik moeten gefatsoeneerd worden. 27. Hebreeuws, dat uitging; dat is, dat uitgelegd werd van geld, of anders uitbesteed, tot behoefte van de vermaking des tempels.